De Sint-Petrus’-Bandenkerk is een neogotische kerk die is ontworpen door Carl Weber. Ze stamt uit 1863 en heeft een toren uit 1896 naar een ontwerp van Caspar Franssen. Deze parochie is ontstaan doordat op het grondgebied van Luyksgestel, op de hei niet ver van Loo, in 1650 een grenskerk in gebruik werd genomen die de oorspronkelijke kerk op het Hof moest vervangen. Deze laatste was door de hervormden in gebruik genomen. Deze grenskerk werd daarom de ‘Heikerk’ genoemd. Luyksgestel behoorde toen tot het Prinsbisdom Luik, waar na de contra-reformatie de katholieke eredienst opnieuw de enige toegelaten was.
Omstreeks 1716 werd een schuurkerk gebouwd, vlak bij de Bergeijkse Hofkerk.
Vanaf 1779 mochten geen missen meer worden opgedragen in de Heikerk, waarna in 1790 een nieuwe schuurkerk werd gebouwd, nu op het grondgebied van Loo. Deze werd de ‘Tweede Heikerk’ genoemd. Ze bleef in gebruik tot 1863, nadat ze in 1849 een zelfstandige parochiekerk was geworden. De kerk is een bedevaartsoord voor Bernardus van Clairvaux. Deze devotie vond reeds plaats in de oorspronkelijke ‘Heikerk’. In de 19e eeuw werd nog melding gemaakt van vele bedevaartgangers die op 20 augustus naar Loo trokken. Er was dan ook een markt, die echter ‘de zondag ontheiligde’ en in 1846 werd afgeschaft, waarna ook de bedevaartgangers in steeds mindere getale kwamen. In de huidige kerk bevindt zich nog steeds een Bernardusbeeld en een enkele gelovige komt er nog naar toe om te bidden. Het Mariakèske bevindt zich op de plaats van de vroegere schuurkerk, niet ver van de huidige kerk. Het werd in 1958 gebouwd als oefening door leerlingen van de ambachtsschool. Ook hier vond vandalisme plaats en werd het beeldje vernield. In 1983 werd het kèske gerestaureerd en het beeldje vervangen.
De Sint-Petrus’-Bandenkerk is een neogotische kerk die is ontworpen door Karl Weber.
Ze stamt uit 1863 en heeft een toren uit 1896 naar een ontwerp van Caspar Franssen. Deze parochie is ontstaan doordat op het grondgebied van Luyksgestel, op de hei niet ver van Loo, in 1650 een grenskerk in gebruik werd genomen die de oorspronkelijke kerk op het Hof moest vervangen. Deze laatste was door de hervormden in gebruik genomen. Deze grenskerk werd daarom de ‘Heikerk’ genoemd. Luyksgestel behoorde toen tot het Prinsbisdom Luik, waar na de contra-reformatie de katholieke eredienst opnieuw de enige toegelaten was.
De driebeukige hallenkerk telt achter de toren op vierkante basis vier traveeën en een vijf/achtste gesloten koor met identiek gesloten hoge zijkapellen, de nevenkoren. Het koor is smaller en lager dan het schip. Hier achter bevinden zich de rechthoekige sacristie en bij-sacristie onder schilddak met leien in Maasdekking. Deze worden verlicht door drielichtsvensters, verbonden door een cordonlijst als dorpel. Rechts van de toren staat een zijkapel, links een vijfhoekige traptoren. Het zadeldak van het schip, de torenspits en overige daken zijn gedekt met leien in maasdekking. De gevels zijn opgetrokken uit handvorm- en machinale baksteen.
De geleding geschiedt door rechte en overhoekse steunberen met versnijding en afzaat. De raamtraceringen in de spitsboogvensters zijn van mergel. In de vensters bevindt zich deels figuratief glas-in-lood.
De toren bestaat uit vier geledingen, gescheiden door natuursteen cordonlijsten. In de eerste bevindt zich het hoofdportaal onder een spitsboog met zadeldakvormige afsluiting en kruisbloem. De vleugeldeuren hebben ijzeren sierbeslag. Het portaal bezit zuiltjes met bewerkte kapitelen. Boven de deuren een raam met vierpastracering. Naast de ingang is er een gevelsteen: “Prim. lap. pos. J. v. Krieken past. 1-5-1896”. In de tweede geleding bevindt zich een groot spitsboograam met tracering. In de zijden zijn drie blinde spitsboog nissen gemetseld. De derde geleding wordt beëindigd door een keperboogfries. Hier onder zijn drie door zuiltjes gekoppelde spitsboog nissen geplaatst met daarin smalle spitsboogramen. De vierde geleding verjongt zich en heeft een bakstenen balustrade. In elke torenzijde bevinden zich twee spits-bogige galmgaten met daar boven het uurwerk. Op de hoge achtzijdige torenspits staat een sierkruis. In de spits bevinden zich kleine dakramen onder zadeldak. In het dak van het schip en het koor bevinden zich ook dakkapellen onder zadeldak, met luik en driepasdecoratie. Op de nok van het koor staat een bol met sierkruis.
De zijkapellen naast het koor hebben blinde spitsboogramen.
Het eenvoudige interieur is gewit en heeft stucgewelven, rustend op kruisvormige pijlers met spits-bogige scheibogen. De pijlers bezitten vier kolonnetten met knopkapitelen. Het koor heeft een hoger opgetrokken stergewelf na een smalle koortravee met kruisgewelf. Twee heiligenbeelden dateren uit ca. 1860-1870. De gepolychromeerd houten beelden van het Heilig Hart van Jezus en van Maria zijn in 1891 geleverd door J. Thissen.
De kerk is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorische waarde als voorbeeld van een geestelijke ontwikkeling, namelijk de ontwikkeling van het katholicisme en de vorming van kerkelijke centra op het platteland. Het typeert bovendien twee eeuwen ontwikkeling van het Brabantse kerkdorp.
Architectuurhistorisch is het waardevol vanwege de gekozen stijl en voor het werk van de architect Weber, waarin het een zeldzaam voorbeeld is van zijn vroege fase. De toren van architect Franssen vormt een waardevolle aanvulling. De bijzondere betekenis van het geheel is ook gelegen in de situering, die samenhangt met de ontwikkeling van de streek. Het is gaaf bewaard gebleven.
- Bouwperiode: 1861-1863
- Bouwstijl: Neo-Gotiek
- Architect: Weber, K.
- Gevels en Materialen: Baksteengebouw met smaller en lager koor en zijabsiden. Natuurstenen lijsten.
- Vensters en Deuren: Spitsboogramen, glas-in-lood. Mergelstenen raamtraceringen.
- Dak en Bedekking: Zadeldak en leien daken.
- Bijgebouwen: Toren door C. Franssen met nissen-versiering, zich verjongende klokkengeleding met balustrade en hoge achtzijdige naaldspits.
- Interieur: Stucgewelven. Gewit. Hallenkerk.
- Bijzonderheden: Erachter een kerkhof met smeedijzeren hek. Een calvarieberg met Johannesbeeld, enige gietijzeren kruisen, enige pastoorsgraven waaronder een met hardstenen kruis uit 1866 en een graf van Burgemeester Aarts uit 1886.