De ST. SERVATIUSKERK werd in 1885-1886 in Neo-gotische stijl gebouwd naar ontwerp van H.J. van Tulder. In 1903 werd de kerk aan de achterzijde uitgebreid met een bergruimte, die beide sacristieën verbindt. In 1919 werd het transept gebouwd. De polychrome decoraties van muren en gewelven verdwenen in 1957 onder een grijs-witte verflaag. Omschrijving. De driebeukige basilicale kruiskerk heeft een westtoren, een dakruiter en een driezijdig gesloten absis. Achter de torentravee telt het schip vijf traveeën en het transept twee. De gevels zijn opgetrokken uit machinale rode baksteen, met siermetselwerkbanden onder de gootlijst. Cordonlijsten en afzaten zijn uitgevoerd in hardsteen, de tracering in zandsteen. Op het zadeldak van het middenschip, de lessenaardaken van de zijbeuken en op de spitsen liggen leien in maasdekking. De gevels worden geleed door steunberen met versnijdingen en afzaat. Bij de toren met vierkante basis en de afsluiting van de zijbeuken zijn deze overhoeks geplaatst en hebben een pinakel als bekroning. De toren heeft vier geledingen, van elkaar gescheiden door natuursteen lijsten. De hoofdingang aan de voorzijde bezit vleugeldeuren met sierbeslag. De deur wordt omlijst door een spitsboog met natuursteen blokken en heeft boven de latei een spitsboograam met driepastracering. Aan weerskanten van de deur bevinden zich blinde spitsboognissen. De beelden van St. Petrus en St. Paulus in de torennissen dateren uit 1910. In de tweede geleding bevindt zich een spitsboograam en aan de zijden twee blinde nissen, alle met tracering. De breedte van het schip wordt voor de toren vervolgens verlaten via twee luchtbogen met pinakels. De toren rijst vervolgens op uit het dak. De derde geleding is blind, in de vierde bevindt zich aan alle zijden een galmgat. Boven de baksteen sierlijst verheft zich de ingesnoerde naaldspits met kruis. In de zijden van de toren bevinden zich de zij-ingangen in diepe spitsboogportieken, in de tweede geleding een blinde nis met drie kleine ramen en in de derde geleding een spitsboograam. In de zijbeuken en in de afsluiting bevinden zich spitsboogramen met tracering. In de afsluitingen bevindt zich hier boven een driepasraam. In de lichtbeuken zijn driepasramen geplaatst met een driehoekige afgeronde bakstenen omlijsting. Het transept is voorzien van tripletramen, de absis van spitsboogvensters. Op de nok van het dak bevindt zich een zeshoekige dakruiter met opengewerkt deel waarin driepassen en een naaldspits met kruis. Het inwendige wordt verdeeld door bundelpijlers met spitsbogen als scheibogen. Het schip en de zijbeuken zijn voorzien van kruisribgewelven met gewelfschotels. De ramen van de lichtbeuk zijn binnen voorzien van blind metselwerk dat doorloopt als een spitsboograam. De glas-in-loodramen in het priesterkoor zijn in 1913 geplaatst door de Gebrs. van Rooyen uit Roermond, met onder meer de doop van Christus in de Jordaan. In de zijbeuken vindt men twee gebrandschilderde ramen uit 1925, met St. Servatius en St. Franciscus. Het hoogaltaar uit 1886 is van de hand van Ferdinand Smeets. J.A. Oor voegde hier in 1894 twee engelen aan toe. De beide zijaltaren, gewijd aan Maria en Joseph, werden in 1897 geleverd door het atelier van J.A. Oor en Zn. uit Roermond. Het St. Jozefbeeld werd in 1886 vervaardigd door Van Bokhoven. De altaren en andere beelden werden gepolychromeerd door Jos Lommen. Er zijn diverse houten beelden van J. Custers uit 1898 en beelden van carton pierre uit 1897 en 1901 van Jean Geelen uit Roermond. De Neo-gotische houten biechtstoel werd in 1894 gesneden door Emile Wülms uit Maaseyck. De koortribune is van hout en voorzien van een Mariabeeld. De altaren hebben zowel Neo-gotische als Neo-romaanse stijlkenmerken. In de toren twee klokken van respectievelijk P. van de Gheijn, gemaakt in 1556 met een diameter van 69 cm en een klok van J. Zeelstam, gemaakt in 1442 met een diameter van 114cm. Waardering. De kerk is van algemeen belang. Het gebouw heeft cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van de ontwikkeling van het katholicisme in het zuiden en is tevens van belang als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van de dorpskerk in de negentiende eeuw. Het heeft architectuurhistorisch belang door de stijl en de detaillering die een afspiegeling vormt van de wijze waarop men op het platteland actuele stijlen overnam ter verhoging van representativiteit en karakter. Het is tevens van belang vanwege het gave interieur. Het heeft ensemblewaarden vanwege de bijzondere situering, verbonden met de ontwikkeling van het kerkdorp. Het is gaaf bewaard gebleven. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)